De cliënten met wie ik werk, zijn oprecht. Heel puur. Ze geven geen sociaal gewenste antwoorden: ze zeggen waar het op staat, liegen niet en hebben échte emoties. Ik kan daar heel blij van worden, als ik mensen zie die zo eerlijk zijn. Als je een glimlach krijgt, dan weet je dus ook dat ze je écht waarderen. En als je een verkeerde inschatting maakt – wat echt weleens voorkomt, want we zijn allemaal mensen – dan bespeur ik ook boosheid. En dat mag dan ook. Ik werk hier nu tien jaar en je komt van alles tegen.
Iedereen mag hier zijn wie hij of zij wil zijn. Zo hadden we een keer een vrouw met een grote fascinatie voor kleine touwtjes. Wilde ze graag mee frunniken. Zij flitst nog weleens door mijn hoofd, en dan moet ik toch weer glimlachen. Het mooiste is om negatieve patronen bij een cliënt te ontdekken en vervolgens te doorbreken. Dat doe je samen met je collega’s en met de cliënt zelf, natuurlijk. Heel veel mensen denken dat werken in de zorg zwaar is, vanwege de onregelmatige werktijden. Maar ze geven je ook heel veel vrijheid. Ik kan op maandag, terwijl iedereen op zijn werk zit of in de file staat, eens uitslapen of rustig winkelen. Soms ben ik vijf dagen achter elkaar vrij. Mensen denken ook vaak dat werken in de zorg alleen maar betekent dat je luiers verschoont. Ja, dat doe ik ook, maar ik kan je verzekeren: iemand wassen met wie je een band hebt opgebouwd, betekent meer dan ‘alleen maar een luier verschonen’. Het voelt voor mij ook niet als werk. De huiskamer van de groep waar ik op zit, voelt tijdens een werkdag ook als mijn huiskamer. En met z’n allen maken we er wat moois van. Elke dag weer.”